Apostolische successie

De apostolische successie is de ononderbroken doorgave van het bisschopsambt (episcopaat), waarop de Kerk en haar hiërarchie steunen. Deze doorgave gebeurt door de bisschopswijding, die binnen de apostolische successie gezien wordt als teruggaand op de eerste apostelen. Binnen de Latijnse Kerk en de oosterse orthodoxie garandeert de apostolische successie een rechtstreekse doorgave van de sacramentele volmachten, die de apostelen uit handen van Jezus Christus ontvingen. Het huidige bisschopscollege stelt daarom het oorspronkelijke apostelcollege tegenwoordig.

Clemens I († ca. 100) introduceerde de apostolische successie met een hiërarchische keten: God, Christus, de apostelen, de bisschoppen.[1] Hierop werd voortgebouwd door kerkvader Ireneüs van Lyon († ca. 202). In een uiteenzetting tegen de leer van de gnostiek, die zich op geheimgehouden overleveringen van Jezus en de apostelen beriep, noemt Ireneüs de doorgave en bewaking van de juiste geloofsleer als zin van de apostolische successie. Een bisschop die in de apostolische successie staat wordt doorgaans een authentiek getuigenis verondersteld.

Uit het principe van de apostolische successie volgt de praktijk dat priesters (die deel hebben aan het bisschopsambt) en bisschoppen (die over de volheid van het priesterambt beschikken) uitsluitend door bisschoppen middels handoplegging gewijd kunnen worden.

  1. 1 Clemens 42-44

From Wikipedia, the free encyclopedia · View on Wikipedia

Developed by Nelliwinne