Wetenschap in de middeleeuwen

Wetenschap, en vooral meetkunde en astronomie, was voor de meeste middeleeuwse geleerden rechtstreeks verbonden met het goddelijke. Omdat God de wereld had geschapen naar geometrische en harmonische principes was het onderzoeken hiervan het zoeken en aanbidden van God.

Met wetenschap in de middeleeuwen wordt de wetenschap bedoeld zoals deze werd beoefend in de (traditioneel zo genoemde) 'middenperiode', de periode tussen klassieke oudheid en renaissance, volgens de schematische indeling van de Europese geschiedenis.

De bestudering van de middeleeuwse wetenschap door wetenschapshistorici richtte zich vanaf de verlichting vooral op praktische disciplines, zoals middeleeuwse wiskunde en natuurfilosofie. In intellectueel opzicht bezagen vooral vroegmoderne historici de middeleeuwen met dedain. Later keerde een aantal wetenschapshistorici, zoals Pierre Duhem, zich tegen de nadruk die sinds de Verlichting, vaak vanuit een anti-kerkelijke gezindheid, veelvuldig werd gelegd op een veronderstelde afrekening met de middeleeuwse wetenschap gedurende de zeventiende eeuw, ten tijde van de anti-aristotelische en wetenschappelijke revolutie. Als critici van dit conflictmodel benadrukten Pierre Duhem c.s. juist de vooruitgang die gedurende de middeleeuwen reeds in de wetenschap werd geboekt, door geleerden als Thomas van Aquino en Johannes Buridanus. Deze middeleeuwse wetenschappelijke vooruitgang was volgens eerdergenoemde critici de opmaat tot de latere ontdekkingen en paradigmaverschuivingen die in de zeventiende eeuw plaatsvonden.

Hoewel de christelijk geconnoteerde term "middeleeuwen" oorspronkelijk diende om een periode in de geschiedenis van Europa mee aan te duiden, wordt de term bij uitbreiding inmiddels ook voor andere delen van de wereld gebruikt. Hieronder zal daarom ook de 'middeleeuwse vooruitgang' van de wetenschap in het Oosten aan de orde komen.


From Wikipedia, the free encyclopedia · View on Wikipedia

Developed by Nelliwinne