De absolute monarchie of het vorstelijk absolutisme is een regeringsvorm waarbij de vorst over volledig regerende autoriteit beschikt; hij is niet door wetten gebonden, noch is hij verantwoording verschuldigd. Hoewel in theorie de absolute vorst ongelimiteerde macht over de soevereine staat en het volk heeft, wordt in de praktijk deze autoriteit gebalanceerd door politieke groeperingen als aristocraten, geestelijken en de adel. Tegenwoordig zijn er nog maar weinig absolute monarchieën over; de meeste zijn opgeheven of zijn hervormd tot een constitutionele monarchie, waarin de bevoegdheden van de monarch in de grondwet zijn vastgelegd en de macht niet langer ongelimiteerd is.
In het Vroegmoderne Europa werd wel onderscheid gemaakt tussen twee vormen van monarchisme, monarchia herilis en monarchia limitata – despotisme en beperkte monarchie. Despotisme werd gekenmerkt door heerschappij vanuit eigenbelang en werd algemeen afgewezen. Beperkte monarchie kenmerkte zich door de meer of mindere mate waarin instituten als de staten bepaalde rechten genoten. Absolutisme werd daarbij niet gezien als een vorm van despotisme, maar een van de vormen van beperkte monarchie.