Beenvissen Fossiel voorkomen: Vroeg-Trias[1] – heden | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verschillende soorten beenvissen, schilderij van Castelnau, 1856 | |||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||
| |||||||||||
Infraklasse | |||||||||||
Teleostei Müller, 1845 | |||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||
Beenvissen op Wikispecies | |||||||||||
(en) World Register of Marine Species | |||||||||||
|
Beenvissen (Teleostei) vormen een grote infraklasse van vissen. Met meer dan 95% van alle nog levende vissoorten, vormen de beenvissen veruit de grootste groep binnen de klasse der straalvinnigen (Actinopterygii). Beenvissen kenmerken zich door een goed ontwikkeld skelet dat geheel verbeend is. Dit in tegenstelling tot de kraakbeenvissen (Chondrichthyes), die een kraakbeenskelet hebben. Beenvissen hebben gespecialiseerde kaakbeenderen waarmee ze relatief grote prooien kunnen vangen en doorslikken.
Er zijn meer dan 26.000 soorten beenvissen beschreven. De grootste soort is de maanvis en heeft een gewicht van meer dan 2 ton; de kleinste soorten, zoals armvinnigen, worden soms slechts enkele millimeters lang. Beenvissen vertonen een grote morfologische verscheidenheid: het lichaam kan langwerpig, afgeplat of zelfs rechtopstaand zijn zoals bij zeepaardjes. Ze zijn zeer algemeen in alle zeeën en komen voor in alle diepten van de oceaan, in estuaria, rivieren, meren en moerassen.
Beenvissen hebben verschillende voortplantingsstrategieën ontwikkeld. Bij de meeste soorten is de bevruchting uitwendig: het vrouwtje legt eitjes, het mannetje bevrucht deze en de larven ontwikkelen zich zelfstandig. Sommige beenvissen kunnen op een bepaald moment in hun levenscyclus van geslacht veranderen. Een klein deel van de beenvissen is levendbarend en sommige soorten vertonen broedzorg.