Blastulatie is het stadium in de embryonale ontwikkeling waarin de blastula wordt gevormd. Bij de ontwikkeling van zoogdieren ontwikkelt de blastula zich tot de blastocyste met een gedifferentieerde innerlijke celmassa en een buitenste trofoblast. Na de vorming van deze blastocyste volgt de gastrulatie. Bij de andere meercellige dieren vindt direct na de blastulatie de gastrulatie plaats.
De blastula (uit het Grieks:βλαστό (blastos) betekent spruit)) is een holle bol van blastomeren die een binnenste met vloeistof of dooier gevulde holte omringen die de blastocoel wordt genoemd.[1] De embryonale ontwikkeling begint met de bevruchting van de eicel tot een zygote, die klievingen ondergaat om zich te ontwikkelen tot een bol van cellen die de morula wordt genoemd. Pas wanneer de blastocoel wordt gevormd, wordt het embryo een blastula genoemd. Bij een sterroblastula ontbreekt de holte echter, die voorkomt bij bloemdieren, eikelwormen en pindawormen. Ook bij de stereoblastula, die bestaat uit een geheel van grotere en relatief kleinere cellen, ontbreekt de holte of is zeer klein. Deze komt voor bij onder andere insecten, Nereis, Crepidula, wormsalamanders en bepaalde vissen.
De blastula gaat vooraf aan de vorming van de gastrula waarin de kiembladen van het embryo worden gevormd.[2]
Een gemeenschappelijk kenmerk van een blastula bij gewervelden is dat deze bestaat uit een laag blastomeren, bekend als het blastoderm, die de blastocoel omringt.[3][4] Bij zoogdieren bevat de blastocyste een embryoblast (of binnenste celmassa) die uiteindelijk aanleiding zal geven tot de definitieve structuren van de foetus, en een trofoblast die vervolgens de extra-embryonale weefsels, zoals samen met het baarmoederslijmvlies de placenta (moederkoek) en het amnion (vruchtvlies), vormt.[2][5]
Tijdens de blastulatie wordt in het embryo de celpolariteit, celspecialisatie en asvorming bepaald en wordt de genexpressie gereguleerd.[6] Bij veel organismen, zoals Drosophila en Xenopus is de middenblastula (MBT) een cruciale stap in de ontwikkeling waarbij het moederlijk mRNA wordt afgebroken en de controle over de ontwikkeling wordt doorgegeven aan het embryo.[7] Veel van de interacties tussen blastomeren zijn afhankelijk van de expressie van cadherine, met name E-cadherine bij zoogdieren en EP-cadherine in amfibieën. Bij zoogdieren is er geen midblastula vorming.
De studie van de blastula en van de celspecificatie heeft veel gevolgen voor het stamcelonderzoek en de kunstmatige bevruchting.[8] Door de celsignalen tijdens het ontwikkelingsstadium van de blastula te manipuleren, kunnen verschillende weefsels worden gevormd. Dit potentieel kan een belangrijke rol spelen in regeneratieve geneeskunde bij ziekte- en letselgevallen. In-vitrofertilisatie omvat de transfer van een embryo naar een baarmoeder voor implantatie.[9]