Celbiologie |
---|
De dierlijke cel |
Componenten van een dierlijke cel: |
Portaal Biologie |
Het cytosol, ook wel intracellulaire vloeistof genoemd, is de waterige grondvloeistof van een levende cel. In het cytosol bevinden zich opgeloste ionen, eiwitten, metabolieten en andere organische moleculen die nodig zijn voor de structuur en de fysiologie van de cel.[1]
Het cytosol maakt deel uit van het cytoplasma, waartoe ook de verschillende organellen, zoals het cytoskelet behoren. Het cytosol is dus een vloeibare matrix, waarin de organellen zijn ingebed; cytoplasma verwijst naar de hele celinhoud: het cytosol plus de organellen, exclusief de celkern.[2] In de prokaryote cel vinden vrijwel alle stofwisselingsreacties plaats in het cytosol. Bij eukaryote cellen – de cellen van planten, dieren en schimmels – vinden stofwisselingsreacties plaats in zowel het cytosol, bijvoorbeeld de glycolyse, als binnen de organellen, bijvoorbeeld de citroenzuurcyclus in de mitochondriën.
Het cytosol is een complex mengsel van opgeloste organische stoffen. Water is het hoofdbestanddeel van het cytosol. De concentraties van ionen, zoals natrium en kalium, zijn in het cytosol anders dan in de extracellulaire vloeistof. Dit verschil in concentratie is van belang bij verschillende processen, waaronder osmoregulatie, signaaltransductie en het genereren van een membraanpotentiaal.