De filosofie van de opvoeding , ook: wijsgerige pedagogiek of opvoedingsfilosofie, is een vakgebied binnen de filosofie, dat reflecteert op de aard, de doelen en de problemen van de opvoeding. Een exacte definitie van dit vakgebied is moeilijk te geven.[1] Het vakgebied richt zich namelijk zowel op de filosofische vraagstelling, die opvoedkundige concepten en methodes wil verhelderen, als op de praktijk van de pedagogiek. Het vakgebied heeft daardoor een zekere overlap met de theoretische pedagogiek, maar moet er niet mee verward worden. De filosofie van de opvoeding benadert pedagogische problemen vanuit een filosofische achtergrond. Opvoedingsfilosofen moeten vertrouwd zijn met andere filosofische disciplines, met name de epistemologie of kennisleer, taalfilosofie, ethiek, sociale of politieke filosofie, wetenschapsfilosofie, en mogelijk ook de filosofie van de geest en de esthetica.
Opvoedingsgsfilosofie wordt zelden als academisch vak aangeboden, maar maakt regelmatig deel uit van het curriculum in scholen en instituten, waar onderwijs en pedagogiek centraal staan. Wanneer vorming in de zin van culturele transfer van de ene generatie op de andere bedoeld wordt, spreekt men ook over onderwijsfilosofie. Verwant is verder de discipline van de filosofie van de pedagogische wetenschappen, die zich bezint op de logische en epistemologische uitgangspunten en methodes van de pedagogiek.