Lakota (Teton) | ||||
---|---|---|---|---|
Portretten van Lakota
| ||||
Totale bevolking | 55.000 in reservaten, 103.255 beschouwen zich als Lakota.[1] | |||
Verspreiding | Verenigde Staten (North Dakota en South Dakota) | |||
Taal | Lakota | |||
Verwante groepen | Andere groepen Sioux | |||
|
De Lakota of Titonwan (Teton) zijn een inheems Amerikaans volk dat zich in de tweede helft van de 17e eeuw heeft afgesplitst van het moedervolk, de Dakota (Isanti) uit Minnesota, in het bos- en waterrijke mid-oosten van het Noord-Amerikaanse continent. De Dakota, wier naam 'geallieerden' betekent, waren vissers, jagers en boeren, die halverwege de 17e eeuw voor het eerst in contact kwamen met de Europese kolonisten en ontdekkingsreizigers.
De Lakota spreken, evenals de Yankton-Yanktonai (Western Dakota) en de Santee (Eastern Dakota), een variant van het Sioux, een taal uit de familie van de Sioux-Catawbatalen. De sprekers van het Sioux vormen een politiek-religieuze eenheid: het Volk van de Zeven Raadsvuren (Očhéthi Šakówiŋ, spreek uit: Oh-SJEE-tie-SJAW-ko-wien). De Lakota vormen de meest westelijke divisie van de Zeven Raadsvuren. Iedere divisie bestaat uit meerdere subdivisies. Door de blanke kolonisten werd het Volk van de Zeven Raadsvuren Sioux genoemd, een Frans/Amerikaanse verbastering van de benaming die hun traditionele vijanden, de Ojibweg, hen gaven: Nadowessiweg. De Očhéthi Šakówiŋ leven in South Dakota, Minnesota, Nebraska, Montana, North Dakota, Iowa, en in de Canadese provincies Alberta, Saskatchewan en Manitoba.
Andere bekende volken die tot de Siouxtaalfamilie behoren zijn de Mandan, Absaroke (Crow), Ho-Chunk (Winnebago), Niukonska (Osage) en Ponca.