Stuitligging | ||||
---|---|---|---|---|
Een tekening van een jongetje in onvolkomen stuitligging, door William Smellie[1]
| ||||
Coderingen | ||||
ICD-10 | O32.1, O64.1, O80.1, O83.0, P03.0 | |||
ICD-9 | 652.1 | |||
DiseasesDB | 1631 | |||
MedlinePlus | 002060 | |||
eMedicine | med/3272 emerg/868 | |||
MeSH | D001946 | |||
|
Een stuitligging is een liggingsafwijking bij een zwangerschap waarbij de baby met het hoofd bovenaan in de baarmoeder ligt en met het achterwerk (of de stuit) naar beneden. Normaal ligt de baby met het hoofdje naar beneden. Voor de bevalling houdt deze positie extra risico's in. De verloskundige of gynaecoloog kan daarom proberen het kind te draaien zodat het met het hoofd beneden komt te liggen. Indien dit niet lukt wordt dikwijls geopteerd voor een keizersnede, vanwege het risico dat stuitbevallingen met zich meebrengen. Een stuitligging komt bij 3-7 procent van de zwangerschappen voor na de 35ste week. Het exacte percentage is niet bekend. Eerder in de zwangerschap komt stuitligging vaker voor. De foetus draait zich in sommige gevallen zelf om tegen het eind.